Op het einde van elke maand verzamelen alle 751 Europese Parlementsleden zich in het Europese Parlement in Straatsburg. Inclusieve medewerkers, lobbyisten en journalisten komt de teller op 4.000 mensen te staan. Ze zijn er voor de plenaire vergadering, het sluitstuk van al het wetgevingswerk uit de parlementaire commissies en fracties. Hier worden wetsvoorstellen tot Verordeningen en Richtlijnen, de Europese versie van wetten. Reden genoeg voor journalisten in spe zoals wij om in de hoofdstad van de Elzas neer te strijken.
Een tweede verblijf met een prijskaartje
De volksverplaatsing tussen Brussel en Straatsburg kost Europa zo’n 114 miljoen euro per jaar. De tweede zetel van het Parlement krijgt veel kritiek over zich heen. Velen willen Brussel als enige vergaderplaats van het Europees Parlement. Maar om Straatsburg te schrappen moeten alle EU-lidstaten unaniem akkoord gaan. Dat is buiten Frankrijk gerekend, dat Straatsburg absoluut niet wil opgeven. Het Parlement is goed voor de locale economie en het land wil de prestigieuze titel van Europese hoofdstad niet verliezen. De kostelijke situatie zal dus niet snel veranderen.
De bestemming is dus belangrijker dan de reis, maar tweedegenoemde blijft onvermijdelijk. De Europarlementariërs vergezellen in hun gecharterde Thalys zit er sowieso niet in, verhoogde veiligheidsmaatregelen of niet. Anderen kiezen ervoor een vliegtuig te boarden, maar wij besluiten gewoon op een bus hoppen. Acht bewogen uurtjes later (Dunkin’ Donuts in Luxemburg! Image van Adil El Arbi! Franse grenscontrole!) staan we voor het Europese Parlement.
Keep it safe
Witte partytenten voor de ingang van het Europees Parlement, maar er wordt geen feest gebouwd. Elk Europees Parlementsbezoek vereist een security check, en na de aanslagen van Parijs werden de tenten opgezet voor een tweede veiligheidscontrole. Voor élke microfoon, film- of fotocamera die we wilden meenemen naar binnen, moesten we een document invullen. Waarna dat gecontroleerd werd door… niemand.
Zonder al te veel kleerscheuren of ander verlet, bereikten we het fameuze ovale binnenplein van het Louise Weissgebouw, waar de plenaire vergaderingen doorgaan. Dit colosseum naast de Ill-rivier provoceerde meteen een eerste algemene fotosessie, met fotocamera of smartphone. Frankrijk trok in de jaren negentig 470 miljoen euro uit voor dit gebouw, en gaf daarmee een duidelijk statement: “Het Europees Parlement blijft hier!“
Het gebouw van Tolkien met renners
“Het riekt hier naar zwembad!“, klinkt het wanneer we het gebouw binnenstappen. Het is de klinische opgeruimdheid die typisch is voor een gebouw dat drie weken zo goed als leeg heeft gestaan – oftewel 317 dagen per jaar. Na een tweede controle betreden we de metershoge main hall. Ellenlange lianen werpen zich hier in een zee van leistenen. “Zo groots dat het rechtstreeks uit The Hobbit zou kunnen komen”, zegt een studente. Een Engelse journalist had een heel ander oordeel: “it’s almost impossible to navigate!“ De vele roltrappen en bruggen kunnen je inderdaad het overzicht doen verliezen. Gelukkig worden wij geleid door Rolf Falter, hoofd van het Bureau in België van het Europese Parlement. Elke persoon die in dit reusachtig gebouw rondloopt is een renner: snelwandelend van de ene naar de andere meeting met een aktetas of een paar mappen onder de arm. Het zouden voortreffelijke estafettelopers kunnen zijn. Onze kleurrijke bende steekt behoorlijk af tegen deze strak in pak geklede professionals.
Europarlementsleden voeren (geen) small talk
We bereiken het gedeelte van de hal waar het fameuze podest met de Europese vlaggen staat. De toppolitici die zich hier laten fotograferen zijn nergens te bespeuren. Falter geeft ons een korte samenvatting van de vergadering in de ochtend die wij in de bus doorbrachten. Wij hebben de Parlementsleden niet zien vergaderen en stemmen, maar in ruil mogen we hier een aantal Belgische ‘Members of European Parliament’ (of MEPs) interviewen. Europolitici die normaalgezien enkel na vele mails en telefoongesprekken te pakken te krijgen zijn, kwamen nu vrijwillig onze kant uit. Om de kans optimaal te benutten, haalden we niet enkel alle microfoons, foto- en filmcamera’s boven, maar ook onze beste interviewskills. Maar niet voordat ook wij succesvol een groepsfoto voor de onvermijdelijke vlaggenzee hadden veiliggesteld. Een goedwillend Parlementslid had speciaal voor ons een professionele fotograaf meegenomen.
De Europarlementariërs verschenen één per één, om dan telkens met een groepje (bijna)journalisten een rustig plekje in de hal op te zoeken. Sommigen hadden maar een paar minuutjes tijd, anderen bleven na hun interview iets langer hangen voor wat small talk. Publiekslievelingen Guy Verhofstadt en Louis Michel schitterden in afwezigheid. Er zijn tenslotte nog andere bezigheden dan een groep nog-net-niet-journalisten te woord staan.
Lege zetels en knuffelmuren
Tenslotte gaan we door het doolhof van gangen en roltrappen naar de plenaire kamer, die langs buiten lijkt op een gigantisch houten ei. Langs binnen doet de kamer met zijn felle lichten me denken aan een omgekeerd panopticon. Een panopticon is een rond gebouw waar je vanuit het midden perfect zicht hebt op alle kamers in het rond. Hier is het net omgekeerd: door het felle licht dat op de Europarlementsleden schijnt, krijgen wij, de toeschouwers rondom hen, van eender welk punt een duidelijk zicht. Het duurt niet lang tot de studenten de volgende attractie ontdekken: de vertaalkoptelefoontjes. De Europarlementariërs uit de 28 lidstaten spreken 24 verschillende talen, wat resulteert in een eldorado voor simultaantolken. Voor ons een uitgelezen kans om te testen of we de debatten nog begrijpen wanneer ze in het Frans, Engels, Duits of zelfs Deens door de koptelefoons weerklinken.
Omdat we pas in de late namiddag naar het plenaire debat komen, zijn er nog maar ongeveer 50 parlementsleden te bespeuren. “Keep it 751!“, zegt een student net iets te luid. De belangrijkste besprekingen zijn blijkbaar al achter de rug. Toch is er nog één hoogtepunt: wanneer we de plenaire kamer verlaten, ontdekken we dat de uitgang voorzien is van knuffelmuren. Die zijn namelijk bekleed met een boterzachte, fluweelachtige stof. Het doet ons hopen dat de hotelbedden even zacht zijn. Want na een dag het reilen en zeilen van het Europese Parlement te hebben gevolgd, zijn we tevreden maar doodmoe wanneer we weer op onze bus hoppen.