De intimiteit en seksualiteit van 45-plussers bespreken lijkt op het eerste gezicht niet van belang. Daar denkt Luka Van Leugenhaege, lector-onderzoeker aan de AP Hogeschool, anders over. Zij coördineert een onderzoeksteam van onder andere seksuologen en vroedvrouwen dat werkt om seksualiteit van die leeftijdsgroep bespreekbaarder te maken.
Waarom is seksualiteit bij 45-plussers bespreken zo moeilijk?
Onze ondervragingen en enquêtes tonen dat 45-plussers vaak niet de eerste stap willen zetten tot een gesprek over hun seksualiteit en hun noden of problemen die ze daarbij ondervinden. Ze vinden niet de juiste woorden en zouden graag hebben dat de zorgverlener het onderwerp als eerste aankaart. Zorgverleners hebben op hun beurt dan weer het gevoel dat vragen naar de seksualiteit ongepast is of dat het schaamte kan uitlokken.
De onderzoekers proberen nu met de nieuwe trainingsprogramma’s het onderwerp makkelijker te introduceren in een gesprek. De zorgverleners vinden ook dat ze niet genoeg opgeleid zijn om over de seksualiteit te spreken. Een huisdokter weet perfect welke medicatie er moet voorgeschreven worden voor erectiestoornissen of seksueel overdraagbare aandoeningen (soa), maar weet bijvoorbeeld niet hoe andere culturen of andere sociale groepen naar seksualiteit kijken. Patiënten daarbij helpen is dus veel moeilijker.
Hoe kunnen zorgverleners hierbij ondersteund worden?
AP Hogeschool ontwikkelt nu vier verschillende trainingsprogramma’s om zorgverleners op weg te helpen. In het eerste programma creëren we bewustwording over de veranderingen in het lichaam. Zorgverleners kunnen die 45-plussers op de hoogte brengen van mogelijke veranderingen waarmee ze vaak te maken krijgen. Er wordt ook al een eerste aanzet gegeven naar wie de zorgverleners kunnen aanspreken om een patiënt door te verwijzen.
Het tweede programma is het ‘reduce risk’-programma. Dat is onder andere een opfrissingscursus over soa’s maar ook informatie over tal van thema’s zoals wederzijdse seksuele toestemming, grensoverschrijdend gedrag en de diversiteit binnen de leeftijdsgroep.
Dan komt ook het ‘embrace difference’-programma aan bod. Daar worden de verschillen met betrekking tot seksualiteit tussen culturen belicht. Daarnaast komen ook visies omtrent seksualiteit binnen de lgbtq+ community en mensen met een fysieke of mentale beperking aan bod. Het traditionele relatie beeld is dat van een hetero en monogaam koppel. Er zijn nog meer relaties waar zorgverleners met een open geest naartoe moeten kijken. Zo kunnen mensen met een ‘andere soort’ relatie met hun vragen ergens terecht.
De laatste module helpt de zorgverleners om makkelijker een gesprek te starten met tips en tricks om het gevoelige onderwerp te introduceren.
Waarom deze leeftijdsgroep?
Vlaanderen doet het al heel goed bij seksuele voorlichting en het ondersteunen van tieners of jonge mensen die een gezin starten. Er wordt ook steeds meer aandacht gegeven aan ouderen in woonzorgcentra. Daartussen zit nog een heel grote doelgroep die niet meer ondersteund wordt bij hun seksuele vragen. Ze hebben vaak hun seksualiteit al ontdekt en al verschillende seksuele relaties achter de rug. Toch staan zij vaak voor grote vraagtekens, hun lichaam verandert en ze worden vaak niet volledig geïnformeerd over de impact op hun seksualiteit. Ook medicatie kan een grote rol spelen. 45-Plusser beginnen vaak meer medicatie te nemen, waarvan ze het effect op hun libido niet kennen. Dat kan voor veel onnodige onzekerheid zorgen. Daarom is er dan bijstand nodig.
Het hoeft natuurlijk ook niet altijd lichamelijk te zijn. Deze leeftijdsgroep scheidt ook en start nieuwe relaties. Vaak kunnen zij een opfrissingscursus gebruiken over soa’s.
Jullie werkten ook samen met onderzoekers uit Engeland, Frankrijk en Nederland. Zien jullie verschillen over de landsgrenzen heen?
Het grootste verschil is de gezondheidszorg. In Engeland hebben ze bijvoorbeeld Sexual Health Clinics, centra die volledig gespecialiseerd zijn in seksualiteit. We zien echter dat er in die klinieken vooral veel van het testen van soa’s te doen valt en niet per se rond intimiteit of het psychologische aspect rond seks. Het is veel duidelijker waar je met al je vragen over seksuele gezondheid terecht kunt dan in België. Hier is er geen duidelijk orgaan dat seksualiteit behandelt.
Toegang tot ondersteuning voor seksuele gezondheid verspreid. We zijn er vooral van overtuigd dat elke zorgverlener zijn steentje kan bijdragen. Huisartsen willen daar tijd voor maken, maar die hebben ze vaak niet. Toch worden heel veel mensen begeleid door thuisverpleging, sociaal werkers, zij hoeven niet met oplossingen te komen maar zij kunnen wel met openheid luisteren en hun patiënten doorverwijzen.
Of in België zo’n Sexual Health Clinic de oplossing is, weet ik niet. Ze zijn wel ineens een steunpilaar voor de hele bevolking. Het zou natuurlijk wel een grotere drempel zijn om naar een kliniek te gaan waar het heel duidelijk is dat je om je seksuele gezondheid komt. Wij als Vlamingen zijn niet heel geneigd om openlijk te spreken over onze seksualiteit, laat staan de problemen ermee. Dan is het wel gemakkelijk dat er mensen in de zorg zijn, waarmee je vaker contact hebt, en met wie je je verhaal kunt delen. Ik denk dat dan een stap in de goede richting is. Uiteindelijk gaat het maar om een kleine interventie, die trainingen, maar ik ben ervan overtuigd dat we daar veel mee gaan kunnen bereiken.