Studenten in het hoger onderwijs zullen niet langer kunnen overgaan naar het derde bachelorjaar als ze nog niet geslaagd zijn voor alle vakken uit het eerste jaar. Dat heeft Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) voorgesteld. Die “onderwijsknip” moet wel nog goedgekeurd worden in het Vlaams Parlement.
Ben Weyts wil zo een einde maken aan de “eeuwige student” maar volgens Julien De Wit, coördinator sociale zaken Vlaamse vereniging voor studenten, gaan deze maatregelen te ver. “Dit is geen knip, dit is een stop. In het decreet stond eerst dat je niet meer aan een master kan beginnen zonder dat de bachelor volledig hebt afgerond. Het huidige voorstel is reactief, niet preventief. Het doel zou moeten zijn: preventief handelen zodat jongeren niet in een knip terechtkomen. Er zou ook een verplichte remediëring komen. Ook daar maken wij ons zorgen over.”
“Enerzijds raak je aan de autonomie van studenten, terwijl hoger onderwijs is er juist op gericht dat studenten het heft in eigen handen nemen. Anderzijds is er ook nog heel veel onduidelijkheid over: komt dit er buiten de opleiding bovenop? Gaat dit zorgen voor extra studielast?”
“We hopen met de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) nog wat druk uit te oefenen en hopen via adviezen toch te kunnen wegen op de besluitvorming en dat er nog een aantal dingen worden uitgeklaard. Dat is voor ons het belangrijkste.”
De drie connecties
Als het misgaat in het hoger onderwijs wordt er vaak beschuldigend naar het secundair onderwijs gekeken. Onderwijsexpert Johan De Wilde (Odisee Hogeschool) vindt dat er een probleem is met de doorstroming. “Als er een probleem is met doorstroom kan je naar drie soorten connecties kijken.”
“Ten eerste moet je je thuis voelen in een opleiding. Je moet connecties kunnen maken met medestudenten.Daardoor moet je kijken naar verbindende activiteiten, Als je veel medestudenten kent, kan je door hen gemotiveerd worden.
Een tweede belangrijk element is Connectie met docenten. Het is belangrijk dat studenten snel kunnen proeven van de essentie van hun opleiding. Er zijn veel richtingen in het hoger onderwijs die in het begin heel algemeen zijn en niet meteen doorhebben waar ze eigenlijk voor werken. Zo slagen ze voor wat vakken en zakken ze voor vakken waar ze oorspronkelijk het nut niet van inzien, terwijl het wel een reëel deel vormt van de werkervaring. Dat is heel belangrijk. We moeten niet enkel kijken naar de student die lui is en zijn verantwoordelijkheid niet opneemt, een aantal opleidingen geven ook te weinig het algemene kader mee om die studenten in hun vakgebied mee te nemen.
Ten slotte is een connectie met het werkveld, zeker voor professionele bachelors, enorm belangrijk. Als je snel praktijkervaring krijgt wordt sneller duidelijk waarom je die moeilijke vakken uit het eerste jaar hebt. Een klassiek voorbeeld is statistiek. Studenten hebben vaak niet door waarom ze dat in een niet wiskundige richting aangeleerd krijgen. Als ze dan connectie hebben met het werkveld waar iemand hen uitlegt waarom dat wel degelijk belangrijk is, is het ook een stuk makkelijker om door die zure appel heen te bijten. Oriënteringstoetsen, dat lijkt mij een goed alternatief. Veel studenten starten nog steeds aan een opleiding zonder dat ze enig idee hebben wat de opleiding juist inhoudt.”
Toelatingsproeven
Een ander stokpaardje van Weyts zijn de toelatingsproeven, die wil hij in elke richting invoegen. Zo komen er vanaf het academiejaar 2022-2023 vier opleidingen bij. Het gaat om de bachelors farmaceutische wetenschappen, wiskunde, bio-ingenieurswetenschappen en de bachelor fysica/fysica en sterrenkunde. Het aantal opleidingen met een verplichte starttoets stijgt zo van 8 naar 12. Volgens Johan De Wilde zijn toelatingsproeven voor alle opleidingen niet haalbaar:
“Het heeft enkel nut voor heel specifieke opleidingen, zoals erg talige of wiskundige richtingen. Dat je daarvoor een bepaalde basiskennis nodig hebt, daar is nagenoeg iedereen het over eens.Het is belachelijk dat je in een richting als geneeskunde wiskunde, scheikunde, zelfs Nederlands en sociale vaardigheden moet leren, vooral dat laatste moet ik mee lachen. Er worden vragen gesteld die niet tot de eindtermen behoren en er worden dingen gemeten die je niet moet en zelfs niet kan meten. Als er effectief voor elke richting ingangsexamens komen moet je van het secundair onderwijs een vooropleiding maken voor het hoger onderwijs. Dat heeft weinig zin. Mijn eigen achtergrond is de lerarenopleiding, daar zitten ook enkele testen in: Nederlands, wiskunde, Frans, Dat is heel breed. Iemand die minder scoort op Frans maar wel zeer gemotiveerd is haalt dat wel in.
Kortom, voor gespecificeerde opleidingen kan een test met leerstof uit het middelbaar goed zijn maar over het algemeen is dit niet goed. Je mag een student niet afstraffen op een algemene studie.”