dit-ben-jij tekening
Mara Verheyen

Tussen vier muren

Zijn lege ogen staren me aan met onbeschrijfbare haat. De geest van de jongen die ooit van me hield, hangt als een misselijkmakende walm om me heen. Ik sluit mijn ogen in ontkenning.
Ik heb hem vermoord. Ik heb hem niet vermoord. Ik zou hem nooit doden. Ik schud mijn hoofd tot er sterretjes op mijn netvlies verschijnen. Ik kijk hem aan. Zijn mond hangt halfopen en zijn handen staan vol wonden. Hij krabde zijn eigen huid kapot van de pijn, door wat ik hem aandeed. Ik had moeten weten dat ik slecht zou zijn voor hem.
“Waarom ben je dan bij me gebleven?” sist een stem in het donker. Ik knijp mijn ogen dicht.
Mijn hart verkrampt. Hij is hier niet. Hij ademt niet meer. Hij kan hier niet zijn.
“Als ik zo veel beter was dan jou, waarom heb je me dan niet verlaten?” De stem komt dichterbij. Ik schuif angstig achteruit naar de muur.
Ik kijk op en zie mijn angst onder ogen. Mijn ogen zijn nog altijd gesloten. Wat je niet ziet, is er niet. Ik herhaal de zin honderd keer in mijn gedachten.
“Ben je dan zo zelfzuchtig? Dacht je alleen maar aan jezelf?”
Ik schud mijn hoofd wild. “Ik ben niet zelfzuchtig.”
“Je vermoordde me liever dan dat je me liet gaan.”
“Ik wil je niet zien gaan,” fluister ik. Mijn stem breekt in duizend stukken. Ik wil hem niet zien vertrekken omdat ik zijn leven verpestte.
“Open je ogen,” sist hij.
Ik knijp ze harder dicht.
Dan voel ik een harde hand onder mijn kin, dat me naar hem toe trekt.
“KIJK ME AAN.” De koude betonnen vloer schaaft tegen mijn knieën en schreeuwt me toe dat ik mijn ogen moet openen. De pijn is een zijden deken dat me geeft wat ik wil.
Mike grijpt me bij mijn armen. Een stekende pijn verspreidt zich over mijn schouders. Dit is Mike niet. Denk ik. Maar zijn stem zegt iets anders. “Open je ogen.”
Ik sper mijn ogen wijd open als ik metaal tegen mijn hals voel. Dit is Mike niet. Denk ik. Maar zijn gezicht zegt me iets anders. Het mes tegen mijn hals zegt me iets anders.
“Waarom heb je me vermoord?” fluistert hij. Zijn stem klinkt zo koud als de winterstormen waar hij zo van houdt. Hield. Ik draai mijn hoofd om naar de kubus te kijken. Daar ligt hij. Net zoals daarjuist met een holle, gevoelloze blik en ledematen als een houten pop.
De andere Mike brengt me terug naar de realiteit.
“Waarom heb je me vermoord?” Zijn gezicht wordt even wazig. Ik knipper verward met mijn ogen.
“Mike?” fluister ik. Ik wil een stap achteruit zetten, maar vreemde stompe handen trekken me terug.
De ruimte rondom ons wordt donkerder en donkerder.
“Ik heb je niet vermoord,” zeg ik.
Mike lacht luidkeels. “Je bent schattig wanneer je in ontkenning leeft.”
“Ik heb je niet vermoord.” Ik lieg. Ik wil het menen.
Hij draait me fel om naar het lichaam in het midden van ruimte. Mike probeerde zo ver mogelijk van me weg te kruipen toen ik de stroom hoger zette. Alsof dat ervoor zou zorgen dat ik niet meer aan hem kon. En desondanks bleef ik de knop verder draaien.
Ik voel zijn adem in mijn nek. “Je trekt mensen naar je toe, om ze dan te vernietigen. Heb je dat na al die jaren niet door?”
Ik schud mijn hoofd weer. Als ik lang genoeg schud, valt het er misschien af. Dan moet ik dit allemaal niet aanhoren. Dan moet ik niet constateren dat ik mijn verstand officieel ben verloren. Ik heb Mike vermoord. Deze keer ben ik te ver gegaan. Ik was zo druk bezig met mijn eigen verdriet dat ik niet besefte dat ik een grens overschreed. Ik dacht dat ik zoals altijd, kon stoppen en doen alsof er niks gebeurd was. Maar er ligt een lijk in mijn kelder. Er staat een glazen kubus onder de grond.
Ik kijk om me heen. Een geïsoleerde ruimte met kille grijze muren en een ijskoude vloer.
Ik heb hem hier opgesloten. Ik probeer de herinnering daarvan boven te halen. Het moment dat ik hem hierheen moet hebben gesleurd, tegen zijn wil in. De dag dat ik besliste dat het tijd was om het heft in handen te nemen, zelfs als dat betekende dat ik hem op lange termijn sowieso kwijt zou raken.
Ik zoek in alle kasten en archieven in mijn hoofd naar het keerpunt waarop ik geen andere oplossing meer zag. Ik vind hem niet. Zat hij dan altijd al in deze kubus? Heb ik al onze herinneringen verzonnen? Zijn onze herinneringen hersenspinsels die ik creëerde om niet door te draaien? Is dit echt wie ik ben?
“Waarom heb je me vermoord?” roept de stem. Ik krimp samen.
“Ik weet het niet., zeg ik. Mijn ogen tranen. Ik begrijp zelf niet waarom ik Mike ooit iets aan zou doen. Maar misschien is Mike hier nooit geweest. Misschien heb ik hem me ingebeeld. Wat als ik hem me heb ingebeeld?
Ik struikel over mijn eigen voeten als ik weg wil stappen van de geest, die me nog altijd in zijn grip heeft. “Ben je echt?” De muren van de kelder verdwijnen.
“Ben jij echt?” reageert hij.
De stoel verdwijnt.
Zijn lichaam wordt één grote vlek.
“Ik heb je niet willen vermoorden.”
“Dat weet ik,” zegt een stem achter me.
Er staat een lijk in mijn kelder. Maar deze keer ademt hij.
De vloer wordt zwart.
Het blikje verdwijnt.
“Ik ben ziek,” stotter ik.
“Ja,” reageert hij enkel.
“Je zou niet moeten blijven,” snik ik. Ik merk nu pas dat de tranen over mijn wangen bollen. Ik zie mijn reflectie in de glazen kubus.
“Je zou niet moeten blijven,” imiteert de andere Mike me. Hij schatert het uit. Zijn huid scheurt in duizend stukken. Zijn ogen rollen uit zijn kassen over de vloer. Zijn lach duurt eeuwig. Ze martelt me en daagt me uit.  Plots verandert de toon.
Ik kijk de wazige vlek recht aan en zie hem veranderen in… mezelf.
Ik kijk mezelf recht in de ogen aan. Dat is wie ik ben.
Mijn blik is kil. Mijn ledematen lijken op die van een pop. Als ogen konden doden, lag ik te spartelen op de grond. Ik probeer te begrijpen wat er aan de hand is, maar ik krijg er de kans niet voor.
De kubus verdwijnt.
Ik sta in het pikkedonker.
Met Mike.
En de slechtste versie van mezelf.
“Je gaat hem alleen maar pijn doen,” zegt mijn demonische ik. Haar ogen puilen uit en haar wallen graven diepe, donkere putten onder haar ogen. Ik herken mezelf bijna niet meer. “Is dit wat je wilt dat hij krijgt?”
Ze wijst naar zichzelf. Ik schud mijn hoofd. Ik wil geen geest worden van mezelf. Ik wil niet veranderen in iemand die ik niet meer herken.
“Maya,” klinkt Mike’s stem achter me. Maar hij staat er niet meer.
Mijn naam echoot door de donkere oneindige leegte waarin ik me bevind. Mijn hoofd is gevuld met watten. Ik hoor een verschrikkelijke, botten brekende gil.
Ik kijk mezelf aan. Ze jankt als een aangereden puppy. Nu Mike is verdwenen ziet ze er anders uit. Ze kijkt bang. Als een hert dat geschrokken naar de koplampen van een auto blijft staren. Ze grijpt krampachtig mijn hand vast en jammert.
“Ik ben bang,” snikt ze. Ze zakt naar de grond toe. Haar gegil suist in mijn oren. Al de kracht verdwijnt in haar benen. “Ik ben bang.” herhaalt ze. Het gegil ebt weg.
Ik slik de krop in mijn keel weg en hurk. “Ik weet het.”
Ik heb hem niet vermoord, besef ik, terwijl de wereld rondom me verdwijnt en ik het geluid van een radio hoor. Ik veeg de tranen vanonder haar ogen. “Ik ook.”

Wil je dat anderen dit ook lezen? Deel!

Zeen is a next generation WordPress theme. It’s powerful, beautifully designed and comes with everything you need to engage your visitors and increase conversions.

More Stories
Parkbrug geopend op het Eilandje