Tree with branches

Don’t be a stranger

ISA
Dinsdag 3 november, 16:08

Vier gemiste oproepen. Zes berichtjes. Ik wil net een van de berichtjes openen wanneer ik voor de vijfde keer in één uur door m’n moeder word gebeld.
“Hallo?” vraagt ze gefrustreerd. “Isa?”
Dat klinkt niet goed. Ik maak in m’n hoofd een lijstje van de verschillende redenen waarom ze dit keer boos op me kan zijn. Ik heb de vaatwasser nog niet leeggehaald. M’n kamer is een puinhoop. Ik slaap al drie nachten op een rij bij Aiden. Niet veel anders dan normaal.
“Ja, mam? Meneer Van Assen had m’n telefoon tijdens de les, dus heb je berichtjes nog niet kunnen lezen,” laat ik haar weten.
“Wanneer ben je thuis?” Voor ik nog maar iets kan zeggen volgt ze met, “Kom je nu meteen naar huis?” Ze is normaal nooit zo ongeduldig. Ik vraag me af of ik iets ben vergeten op m’n waarom-is-mama-dit-keer-boos-lijstje te zetten.
“Ik ga met Aiden en Emma naar de film en daarna bij Emma logeren. Dat had ik toch gezegd?”
“Zeg dat maar af. Ik heb je thuis nodig.”
“Hoezo dan? Van papa mocht dat gewoon. We hadden dit al dagen gepland, dan kan ik nu toch niet ineens zeggen ‘oh sorry jongens, mag toch niet meer mee’. Ik ben toch niet meer twaalf?” Waarom kan ze me nooit gewoon iets gunnen?
Een lange stilte. Ik haal m’n telefoon van m’n oor om te kijken of ze niet gewoon heeft opgehangen. “Je kan een andere keer naar de film, de bioscoop rent niet weg, hoor.”
“Ja, maar we hebben die kaartjes al gekocht. Dan is dat gewoon geld in de prullenbak gooien. Of betaal jij het me terug?”
“Hij is dood.” Wie is dood? Waar heeft ze het ineens over?
Een jongen wat verderop slaat z’n locker dicht. “Wat?” Volgens mij heb ik het niet goed verstaan.  De eindbel rinkelde een kwartier geleden, maar de gangen staan nog vol. Ik doe m’n jas aan terwijl een groepje meiden lacht om een filmpje dat ze kijken. Het is dinsdagmiddag en dat wil dus zeggen, naschoolse activiteiten. 
Cheerleading is elke dag, behalve dinsdag. Aiden heeft alle dinsdagen tot we afstuderen al opgeëist. “Mam, ik versta je niet.” Ik duw m’n linker middelvinger tegen m’n oor, maar mama’s stem komt niet door het lawaai van de gang. Mijn hartslag versnelt met elke stap die ik zet.
Alain houdt de deur voor me open, wat de rest van het voetbalteam ertoe aanzet vrolijk te fluiten. Alain weet dat ze het alleen doen om te giechelen, maar na twee jaar wordt het een beetje oud. “Thanks,” zeg ik met een flauwe glimlach.
Ik loop naar m’n fiets. Alles voelt langzamer aan. Ik hoor mama niet meer dus druk m’n telefoon op vergrendelen. Aiden en Emma staan al op me te wachten.
“My goodness, zag je die tweet van Jeroen?”
“Huh?” Ik hoor de woorden wel, maar ze registreren niet.
“Volgens mij heeft ‘ie niet eens door dat z’n tweets openbaar zijn. Idioot.” Emma draait haar scherm naar me toe, maar ik let niet op. “Wat is er met jou aan de hand?”
Aiden geeft me een kus op de wang. “You good?” vraagt hij, zoals elke keer dat hij vermoedt dat er iets mis is. Ik schud m’n hoofd langzaam nee.
Ze heeft het niet met zoveel woorden gezegd, maar ik ken m’n moeder. Er is iets serieus aan de hand. “Ik kan niet meer mee naar de bios. Ik moet naar huis. Mama zei-” Ik kan de woorden niet eens meer vormen.
Ik zet m’n fiets in de tuin en loop meteen naar binnen. Ze zal toch niet serieus zijn geweest? Zou hij echt dood zijn? En wie is ‘hij’ zelfs? Mama zit aan de eettafel met de telefoon in d’r handen.
“Wat?” vraag ik stilletjes. Mama draait haar hoofd naar me toe. Ze veegt de tranen van d’r wangen en zegt iets, maar het is te onduidelijk voor me om te verstaan. “Wie is er dood?”
Stilte.
Ik vraag nog eens, “Mam, wie is er dood?” M’n opa aan m’n moeder’s kant is al jaren geleden overleden. Ik heb geen broers. Zou het oom Nico zijn? Of de zoon van tante Eva? Toch niet papa’s papa? Die is kerngezond.
M’n moeder trekt alle twijfel uit de kamer met één woord. “Papa.” Da’s niet grappig, denk ik, maar volgens mij maakt ze ook geen grapje. Ik laat m’n spullen uit m’n handen vallen en plof op de bank. Ik open m’n mond om iets te zeggen, om te vragen of ze het wel zeker weet, maar er komt geen geluid uit.

ENNO
Dinsdag 3 november, 18:20

Ik loop de trap af en schuif aan aan tafel voor het eten. “Ik zit daar,” zegt iemand naast me. Ik kijk op en zie een jongen staan die ik nog niet eerder heb gezien in de paar weken sinds ik hier ben. Ik sta op om ergens anders te gaan zitten, maar alle stoelen zijn bezet.
Marianne komt met twee schalen salade de keuken uitgelopen. “Oh ja sorry, het was allemaal een beetje onverwachts dat je er nog steeds bent en Daniël zit daar altijd. In de garage staan de klapstoelen. Pak er daar maar eentje van.” Zonder iets te zeggen loop ik richting de garage. Ik heb jaren geleden opgegeven elke keer weer bij de familie proberen te horen.
Wanneer ik de kamer weer in ben, zwarte klapstoel in hand, is driekwart van het eten al weg. “Survival of the fittest,” zeg ik onder m’n adem. Niemand schuift op zodat ik er fatsoenlijk bij kan zitten. Laat dan ook maar. Ik zet de klapstoel terug en pak m’n jas. “Ik ga even langs Frankie,” zeg ik terwijl ik de voordeur open. Geen reactie. Waarom had ik ook iets anders verwacht?

Frankie woont een kleine twintig minuten wandelen van de Klavers’, maar het is dinsdag dus hij zal wel bij de Mac om de hoek zijn. Ik loop binnen en bestel meteen een groot Big Mac menu, zonder kaas, en coca-cola. Tijdens het betalen krijg ik een sms’je van Frankie, ‘ben er zo bestel maar vast’.
Ik neem m’n nummerbordje mee naar een tafel in de hoek waar we altijd zitten. Vanaf hier heb je goed uitzicht op de rest van het restaurant, maar ook het gevoel dat je wat meer privacy hebt.
Frankie is er voor m’n eten komt. “Had je ook voor mij besteld?” vraagt hij met een brede glimlach.
“Grapjas.” Frankie staat op om te gaan bestellen wanneer mijn eten aankomt. Onderweg steelt hij een frietje waardoor de jongen met mijn dienblad verbaasd naar Frankie kijkt. Ik zwaai met een glimlach naar de jongen en leg uit dat het goed is. Als ik een ‘Karen’ was, zou ik waarschijnlijk een nieuwe portie frietjes eisen. Met een opgeluchte zucht loopt de jongen weer richting de balie. Frankie highfivet hem onderweg en komt weer tegenover me zitten.
“Geen zin in ‘diner met de Klavertjes’ vanavond?” vraagt Frankie terwijl hij druk bezig is op z’n telefoon.
“Begin er maar niet over.” laat ik hem weten.
Wanneer Frankie’s eten eindelijk komt steel ik een frietje terug.

Ik kom netjes voor negen uur terug thuis, als je het al dat kan noemen. Het is in ieder geval niet mijn thuis. Marianne heeft niet veel regels, maar dat iedereen op schoolavonden om negen uur binnen moet zijn is er wel eentje. Beetje overdreven als je het mij vraagt, Marianne’s jongste pleegkind is dertien. Ze kon zelf nooit via de ‘traditionele’ weg kinderen krijgen dus is ze pleegouder geworden, hoewel de meesten onderhand ook officieel geadopteerd zijn. Ik, Dennis en Louise zijn de enige pleegkinderen. Dat zal binnenkort ook veranderen want Louise wordt over twee weken officieel geadopteerd.
Wanneer ik m’n handdoek pak om te gaan douchen hoor ik een van de slaapkamerdeuren openzwaaien.
“En waar kom jij vandaan?” vraagt Daniël betweterig.
Niet dat het hem ook maar iets aangaat, maar ik antwoord toch. “Ik was eten met een vriend.” Ik kijk hem scherp aan. “Kreeg niet echt het gevoel dat ik hier zo welkom was.” Het lijkt me vrij duidelijk, maar Daniël daagt me uit.
“Tuurlijk wel. Iedereen is welkom. Maakt niet uit of je familie bent of niet.” Hij voegt nog een minachtend lachje toe voor effect.
“Ok dan.” Ik eindig het gesprek door de badkamerdeur achter me te sluiten en het slot om te draaien.

ISA
Dinsdag 3 november, 21:10

“Ik weet niet of ik morgen wel naar school ga.” Laat ik Aiden weten. Hij belde me na het eten om te vragen wat er aan de hand was aangezien ik sinds de middag niet meer van me had laten horen. Ik heb het zo lang mogelijk uitgesteld om over vanmiddag te praten en waarom ik zo abrupt wegging.
“Is het zo erg?” vraagt Aiden bezorgd. Ik heb hem nog steeds niet verteld dat m’n vader dood is. Ik heb het nog niemand verteld. Zelfs Emma niet. De enige andere keer dat het me zo lang duurde om haar iets te vertellen is toen ik wel was uitgenodigd voor Nina’s slaappartijtje na haar verjaardagsfeestje toen ze 12 werd en Emma niet. Ik wist dat ze het jammer zou vinden en als beste vriendin van Emma wilde ik in solidariteit ook niet blijven slapen, maar ik was zo blij dat ik door de populaire meisjes uitgenodigd was. Uiteindelijk viel het allemaal wel mee want Emma ging die avond bij haar oma en opa logeren.
Ik heb gewoon wat tijd nodig om dit te verwerken. Zonder commentaar over hoe kut m’n leven nu wel niet is en dat ik niet meer een wandelende spaarpot heb. 

ENNO
Donderdag 5 november, 15:42

Nog één dagje en dan is het eindelijk weer weekend. Frankie, Marco en ik wandelen altijd het eerste deel samen, bij de kerk splitsen we op.
Ik loop de voortuin door en meteen naar m’n kamer waar ik m’n rugtas de hoek in gooi. Ik spring op bed en zet de tv aan. Huiswerk komt later wel. Ik schakel net naar ‘S.W.A.T.’ die op de filmzender bezig is wanneer ik licht geklop op de deur hoor.
“Stoor ik?” vraagt Marianne zachtjes.
“Oh, nee hoor.” Wat zou ik anders zeggen, ‘Ja, eigenlijk wel, kun je weer vertrekken? Dankje.’
“Er is post voor je.” laat ze me weten. Marianne legt de envelop op m’n kast links van haar en sluit zonder nog iets te zeggen stilletjes de deur achter zichzelf.
Ik kijk de film af voordat m’n nieuwsgierigheid in de brief me genoeg verleidt om ‘m te openen. Wanneer ik de envelop open ben ik verbaasd. Ik weet niet wat ik verwachtte, maar niet dit. Het is een rouwkaart.
“Diep bedroefd en vervuld van dankbare herinneringen geven wij kennis van het overlijden van onze geliefde man, vader, broer en zoon. Martinus ‘Martien’ Alexander Marcellus de Graaf. Hij laat achter zijn vrouw, Elise en twee kinderen, Isa en Enno. De afscheidsdienst wordt gehouden op zaterdag 7 november om 11:00 in de” ik kan de rest van de kaart niet meer lezen. ‘en twee kinderen, Isa en Enno,’ herhaal ik nog eens in m’n hoofd. Moet ik die Enno voorstellen?

ISA
Zaterdag 7 november, 09:08

Ik stap de douche uit en wrijf de spiegel schoon met m’n hand. Ik bestudeer mezelf maar herken het meisje dat me aankijkt niet eens meer. Ik haal de handdoek van m’n lijf en wikkel ‘m om m’n haar. Ik kleed me snel aan. Hoewel m’n stomme panty niet echt mee wilt werken. Mama heeft een zwart jurkje voor me gekocht van de week. Iets nieuws, zei ze, zodat ik niet m’n leuke herinneringen, aan de kleding die ik al had, hoef te verspillen aan vandaag. Alsof kleren zo veel emotionele waarde met zich meedragen.
De laatste paar dagen ben ik niet meer naar school geweest. Ik kan er nu niet aan denken om in de klas te zitten. Iedereen die verder gaat alsof er niks aan de hand is. Aiden is een paar keer langs geweest. En er zijn al te veel kaartjes door de brievenbus gekomen. Alsof een standaard kaartje met een roos op de voorkant en wat namen opgeschreven me nu troost brengt.
“Ben je al aangekleed?!” roept oma naar boven. Ik vraag me af hoe zij het nu ervaart, leven zonder een zoon. Kinderen horen hun ouders te begraven, niet andersom.
Ik open de deur een kiertje en schreeuw “Bijna!” terug naar beneden voor ik terug voor de spiegel ga staan om m’n haar te doen. Het lawaai van de föhn verdooft het geluid van de rest van de wereld. Voor een klein moment voel ik me vreedzaam. Tot de tranen weer beginnen rollen.
“Heb je hulp nodig?” vraagt opa wanneer hij z’n hoofd in het deurgat steekt.
“Oh nee, het lukt wel hoor Oop.” Sinds kleins af aan noem ik m’n opa al zo. Hij heet eigenlijk Joop, maar m’n uitspraak was niet zo goed. Mijn versie is blijven hangen want nu noemen alle kleinkinderen ‘m Oop. Ik krul de puntjes van m’n lange lokken. Ik weet dat papa het zo altijd het mooist vond. Oop komt achter me staan en kijkt me aan in de spiegel. “Wat was hij trots op je, meissie.” Ik draai me om en geef hem een knuffel. We blijven zo even staan. In stilte.

ISA
Zaterdag 7 november, 10:53

Het is al bijna elf uur en we zijn nog niet eens naar de kerk vertrokken. Het is een dik kwartier met de auto, maar blijkbaar maakt het niemand iets uit dat we te laat zullen zijn.
Er staan twee limousines voor de deur. Oma en Oop stappen in in de voorste waar oom Nico en zijn vrouw al in zitten. Tante Eva komt met mama naar beneden gelopen en stappen ook in. Ik stap de andere limousine in. Dit is de kinderlimousine, ontdek ik. We zitten allemaal opgekropt hoewel er genoeg plek is om half uitgestrekt te liggen.
Tante Eva’s zoon, Mees, biedt me z’n fles aan met alcohol. Ik pas. Voel me al slecht genoeg, daar hoeft alcohol niet bij te helpen. Plus oma zou me vermoorden als ze erachter komt dat ik dronken ben tijdens haar zoon’s begrafenis.

We rijden de parkeerplaats op die al vol staat met auto’s. Er is niemand buiten en de deuren zijn dicht. Zonder de auto’s zou je niet eens weten dat hier zometeen een begrafenis is, of viering van het leven, zoals mama het noemt. We hebben elkaar de afgelopen week niet veel meer gesproken. Ik weet dat ze nog boos is over hoe ik reageerde toen ze me belde, maar ik wist toen ook nog niet dat papa dood was.

Ik zit links naast mama op de eerste rij, oma een Oop zitten aan de andere kant van het gangpad. De vrouw van de uitvaartservice geeft weer een toespraak, maar ik let niet op. Ik zit wel in de kerk, maar mijn gedachten zijn ergens totaal anders. Het is nu mama’s beurt om te spreken. Oma vroeg me of ik ook wat wilde zeggen, maar ik zou niet weten wat. Woorden komen me tekort. Mama heeft het over hoe zij en papa elkaar voor het eerst hadden ontmoet, en hoe het niet liefde op het eerste gezicht was wanneer ik achterin een kleine commotie hoor. Ik draai me weg van mama en zie een jongen binnenlopen. Ik draai me terug wanneer ik hoor dat mama stopt met praten. Na wat geklungel met haar papieren gaat mama verder met haar verhaal. Wie is de jongen? En waarom is hij te laat? Van alle dingen waar je te laat voor kunt zijn, is dit waarschijnlijk het ergste.

“Mam, wie was dat?” Ik ken de meeste mensen hier, van kennen of van wel eens hebben gezien, maar hij,.. hem heb ik nog nooit eerder gezien. Hij is meer mijn leeftijd. Ik snap de connectie met m’n vader niet.
“Vertel ik je later wel over,” zegt ze kortaf. Ze kent ‘m dus. Ik druk haar niet op het onderwerp, ik vraag nog wel eens wanneer we niet in een volle kerk zitten.

ENNO
Zaterdag 7 november, 13:24

Dit stomme pak zit me niet lekker. Ik voel me net een penguin alleen op het ijs. Marianne zei dat ik wel moest komen. Ook al was het alleen om de waarheid te ontdekken. Frankie wilde niet mee. Volgens hem zou hij meteen in de fik vliegen als hij de kerk binnenstapte. Ik ben dus oncomfortabel en alleen, en dan kom ik ook nog eens in het midden van de begrafenisceremonie aankakken. Waarom ben ik hier? Zodra de deur achter me sluit voel ik iedereens ogen op me af komen.
“Zou ik hierbij mogen zitten?” fluister ik tegen een vrouw op de voorlaatste rij. Ik kijk om me heen. Ik vraag me af wie al deze mensen zijn. Ik zou niet eens de eerste twee rijen vol krijgen met mensen, laat staan een hele kerk.

Na de ceremonie staat iedereen op. Het is dan dat ik Martien’s naaste familie zie. Z’n vrouw. Z’n dochter, mijn zus. Mijn zus. Ik loop als laatste achter de stoet naar de begraafplaats. Tegen de tijd dat ik aankom zijn ze de kist al langs een touw naar beneden aan het zakken. Z’n dochter, neem ik aan, gooit een bloem op de kist. Ongeveer de eerste tien mensen pakken een hand vol met zand en strooien het over de kist. Daarna gaan ze erachter staan. De rest van ons uit ons medeleven en loopt door naar de parkeerplaats. Op de uitnodiging stond dat er na afloop bij Elise thuis eten verzorgd zou worden. Ik weet niet of ik daar ook heen moet. Of hoe ik daar überhaupt zou komen. Ik ben hier met de bus gekomen en het laatste deel heb ik gelopen.
Wanneer ik dicht genoeg bij de familie ben om te horen wat er gezegd wordt, zie ik vanuit m’n ooghoek dat de meeste auto’s al weg zijn. Ik condoleer eerst diegenen waarvan ik aanneem dat zijn ouders zijn. Dan een vrouw en haar zoon. Naast hen staat Elise met een vrouw te praten. Ze heeft me nog niet gezien. Isa stapt naar voren en vraagt me wie ik ben. Daar was ik niet op voorbereid.
“Oh uh, ik ben Enno.”
“Ok Enno. En hoe kende je mijn vader?” vraagt ze me een beetje arrogant. Ik trek alles in twijfel. Stond mijn naam wel op de uitnodiging? Was de uitnodiging wel voor mij bedoeld? Alle andere familie deed ook niet alsof ze wisten wie ik was. Misschien zet ik me hier wel volkomen voor schut.
“Ik kende je vader niet.” Ja, nu denkt ze zeker dat ik gestoord ben.
“Je kende m’n vader niet?” Ik schud m’n hoofd. “Je kende m’n vader niet, maar je komt wel naar z’n begrafenis? Te laat, nog wel.” Ja, ik ben gestoord. Ik sta met m’n bek vol tanden en weet niet meer waar ik moet kijken.
“Ik moet je wat vertellen Isa.” Elise’s gesprek met de vrouw is voorbij en wij zijn de enige drie nog bij het graf.
“Ja, begin maar.” Ik dacht dat ik bot was, maar Isa kan er ook wat van.
“Kan dit niet boven je vader’s graf?” vraagt Elise haar dochter. “Wil je met ons meerijden?” Ze kijkt nu mij aan. Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. Ze weet gewoon wie ik ben. Waarom haar dochter dan niet? Wilde ze haar perfecte prinsesjes leven niet verpesten met het nieuws van een  onwettig kind?
“Ja, ok.” Waarom ook niet?

ISA
Zaterdag 7 november, 17:02

Ik zit in de woonkamer, de kleine, aan de achterkant van het huis. Het is hier een stuk rustiger dan in de andere woonkamer. Oma heeft een cateringservice laten komen en iedereen zit samen, verhalen delen over papa. Ik had even een momentje voor mezelf nodig. De kaart heb ik nog steeds in m’n hand vast. Ik heb een broer. Ik kan het niet geloven. Ik heb een broer. Enno. Wat voor naam is Enno nou weer? Papa had gewoon nog een kind. Ik vraag me af of papa ervan wist. En waarom mij niet verteld is dat Enno mee op de uitnodiging gezet zou worden. Waarom komt ‘ie nu pas aanbellen? Z’n moeder doet het vast om geld te vangen. “Nou sorry voor de teleurstelling, maar wij zijn helemaal niet rijk.” Ik zeg wat ik denk zodra hij de kamer ingelopen komt. Misschien was dat niet zo slim, want ik zie nu dat hij ook voor mij eten mee heeft genomen.
“Ik weet niet wat je lust, dus ik heb beetje van alles mee.” Ik neem de overvolle plateau aan met een zwak glimlachje. Nu voel ik me wel een beetje schuldig. We zitten samen in de woonkamer. Awkward. Op de bank. Naast elkaar.
Ik neem een hap van m’n broodje kaas. “Waarom doen ze altijd boter op deze broodjes?” vraag ik gefrustreerd. Ik kijk Enno aan, maar verwacht eigenlijk geen antwoord. Met een volle mond zegt hij “Ja, weet ik ook eigenlijk niet, maar het is wel altijd bij begrafenissen met boter, he? Ik vraag me af hoeveel mensen ook echt broodjes kaas met boter eten.” Ik giechel zachtjes en kijk terug naar m’n eten. We eten de rest van de broodjes die we lusten in stilte.

“Hier ben je. Had bijna het hele huis al doorzocht.” Aiden geeft me een kus op m’n wang waarna hij pas Enno’s aanwezigheid opmerkt. “Oh, hoi. Ik ben Aiden, Isa’s vriendje.” Aiden steekt z’n hand uit.
“Enno.” Hij staat op en accepteert Aiden’s handdruk. Aiden kijkt van Enno naar mij, naar Enno, weer terug naar mij. Verbaasd vraagt hij “Is dit?” Aiden richt z’n ogen weer naar Enno “Ben jij?..” Hij maakt de vraag niet af, maar we weten allemaal wat de rest is. ‘Ben jij de Enno van de kaart?’ ‘Ben jij de zoon waar niemand iets van wist?’ ‘Ben jij Isa’s broer?’ Halfbroer.
“Interessant” Interessant? Serieus Aiden? Wat is hier interessant aan? “Ben je nog lang bezig hier of mag ik je wegstelen? Ik wil je iets laten zien.” Aiden weet altijd precies wat ik nodig heb. “Vind je het erg als ik ga?” vraag ik Enno.
“Oh nee hoor, ik moet zo ook maar eens weer richting huis gaan, denk ik.” Ja, doe dat maar, denk ik bij mezelf. Aiden trekt me al half mee richting de trap. “Ok.” zeg ik met de eerste oprechte glimlach die ik in dagen heb gehad en ik laat Enno alleen achter.

ENNO
Zaterdag 7 november, 20:00

‘Zo snel ben je er, en zo snel ben je weer weg’ zeg ik tegen mezelf. Nadat Isa me alleen achterliet kwam ik haar opa in de keuken tegen. Volgens hem wist Martien wel van m’n bestaan, maar had m’n moeder hem verboden een band met me te creëren nadat hij Elise had gekozen. Isa en ik schelen maar een paar maanden. Ik heb zelf de puntjes met elkaar verbonden. M’n moeder was Martiens minnares. Ik ben een kind van ontrouw. Volgens Joop, mijn opa dus eigenlijk, stuurde Martien elk jaar nog een kaartje, maar de afgelopen acht jaar kreeg hij steeds een ongeopende envelop terug met daarop in het groot “return to sender”.
“Hoe is het nu met je moeder?” vroeg Joop. Ik had er niet op gerekend dat ik zo snel al moest aankondigen dat ik nu officieel wees ben. De knuffel waarmee ik toen mee werd gebombardeerd zag ik ook niet aankomen. We stonden lang zo in de keuken. Misschien net iets te lang. Elise en haar schoonmoeder kwamen toen ook de keuken ingelopen. De rest van het bezoek was onderhand al vertrokken. Aiden werd vriendelijk verzocht later terug te komen. Martien had in z’n wil gezet dat ik evengoed zijn kind was als Isa. Elise zag dat als een teken dat ze me in huis moest nemen. Ik denk dat ze eigenlijk gewoon iets nieuws nodig had om haar aandacht aan te geven, zodat ze even kon vergeten dat ze de rest van d’r leven niet meer met Martien zou zijn. Ik ben een deel van hem, dus een deel van haar. Wat ze daar precies mee bedoelt weet ik ook niet.

“Uh, ja bedankt dat ik hier de afgelopen weken mocht wonen.” had ik Marianne gezegd toen ik m’n spullen kwam halen. Twee koffers. M’n hele wereld is in te pakken in twee koffers. Die staan nu in de logeerkamer. Ik kijk om me heen en weet even niet meer waar ik beland ben.
“We kunnen maandag naar de winkel voor decoratie en wat je voor de rest nog nodig hebt.” laat Elise me weten. “Ok. Dankje,” zeg ik voor ze de deur dichttrekt. Ik had eerder wel eens gedacht aan wat ik zou doen als ik ooit m’n vader ontmoette. Hoe ik me zou voelen. Wat ik zou denken. Wat zijn reden voor vertrek was. Waarom ik in al die jaren nooit iets van hem had gehoord. Dat ik hem pas zou ontmoeten wanneer het al te laat was is niet een gedachte die daarbij zat. Dat mijn vader, of eerder m’n spermadonor, heel m’n leven maar iets van 40 minuten van me vandaan woonde zat er ook niet bij. Klootzak. Ik kan niet eens fatsoenlijk boos op ‘m zijn want hij is dood. En wie is er nou boos op een lijk? Ik dus. Ik ga op het bed zitten en laat m’n bovenlijf naar achter vallen. Ik staar naar het plafond. Had ik mama maar. Of Amos. Hij zou precies weten wat te zeggen in dit soort situaties. Ik weet echt niet wat ik hier kwam zoeken. Antwoorden? Een familie? Een thuis?

ISA
Maandag 9 november, 8:14

Ik kleed me aan, poets m’n tanden en doe m’n haar alsof er niks aan de hand is. Alsof m’n vader dit weekend niet is begraven. Alsof ik niet ineens een broer erbij heb gekregen. Die ook nog eens aan het einde van de gang slaapt. Mama heeft niet eens om mijn mening gevraagd. Nu woont hij in mijn huis en gaat hij naar mijn school. Wat nog meer? Noemt ‘ie straks mama ook ‘mama’? Waarom kan hij niet gewoon bij z’n eigen moeder wonen? Hij heeft gisteren van oom Nico een oude fiets gekregen. Het voelde verkeerd om nu al papa’s spullen allemaal weg te geven, ook al was het aan z’n zogenaamde zoon. Laat mij eerst maar wat bewijs zien. Ik had voorgesteld een DNA-test te laten doen, maar mama vertikte het.
Ik loop de trap af en pak een banaan uit de fruitmand op het aanrecht. Enno en mama zitten aan tafel en eten ontbijt. Ik eet meestal alleen een stuk fruit onderweg. Ik heb ‘s ochtends nooit honger. Zeker deze ochtend niet. Wat zal iedereen wel niet denken wanneer ik ineens aan kom fietsen met een broer?
“Ben je zo klaar? We moeten nog langs het kantoor,” zeg ik tegen Enno. Mama kijkt me vies aan, maar liever dan dat kwam het er echt niet uit. Ze moet het er maar mee doen.
“Ja. Ik pak even m’n tas.” Zodra Enno de kamer uit is begint de preek. “Waarom kan je dat niet gewoon fatsoenlijk vragen? Het is voor die jongen ook vet ongemakkelijk om hier te zijn. Dat jij zo onbeleefd doet, maakt het alleen maar erger. Dat is je broer, Isa. En ik weet dat je het niet wil accepteren, maar zo is het nou eenmaal. Deal with it.”
“Ja, ma-”
“Ik wil het niet horen. Die jongen heeft al genoeg meegemaakt in z’n leven. Een irritant zusje, daar zit ‘ie niet op te wachten. Als papa hier nu was zou hij willen dat jullie vrienden worden.” Ze weet helemaal niet wat papa zou willen.
“Als papa hier was, was hij er niet!”
“Ik ga hier niet aan beginnen met jou. Ik moet weg.” Mama pakt haar thermos met koffie en haar jas. “Oh, en ik kan vanavond niet mee eten. We hebben meeting met de partners om half zeven,” zegt ze voor ze de deur dicht slaat.

Enno en ik fietsen het schoolplein op waar Emma ons al staat op te wachten. “Ein-de-lijk!” zegt ze overdreven. “Waarom ben je zo laat?” Ik hoef alleen nog maar in Enno’s richting te kijken en Emma weet precies wat ik bedoel. “Ohh. Ok,” zegt ze met een knipoog. “Dus jij bent Isa’s brother from another mother? Ik ben Emma.”
“Hoi.” zegt Enno bescheiden, terwijl we onze fietsen op slot zetten.
Ik breng Enno naar het kantoor zodat hij z’n schema kan ophalen en een korte rondleiding van de school kan krijgen. “Ik zie je tijdens de lunch, ok?” zeg ik tegen Enno voordat ik met Emma naar Scheikunde loop.

ENNO
Maandag 9 november, 12:10

Ik loop alleen de kantine binnen en sluit me aan in de rij voor eten. Emma schiet voor in de rij en komt achter me staan.
“Hai,” zegt ze met een vrolijke lach. “Hey.” Tot nu toe is Emma zo’n beetje de enige hier op school die me verwelkomt heeft. Zij behandelt me meer als een zus dan Isa denk ik ooit zal doen.
“Deze kant,” zegt Emma voor ze me naar een tafel leidt waar Isa en Aiden al zitten. Emma gaat tegenover Aiden zitten. Ik neem de plek naast haar. We eten onze lunch en praten over de lessen die we vandaag al hebben gehad. Wanneer iedereen klaar is met eten brengen we onze dienbladen naar de afruimband en gaan we buiten op het grasveld zitten waar Emma me voorstelt aan iedereen die belangrijk is. Mario. JJ. Kiara. Sarah en Lara. Jay. Mees. Ik knik m’n hoofd, maar ben al bijna meteen vergeten wie wie is en waarom ze boeiend zijn. Wanneer een jongen over het veld rent kijkt hij Isa’s richting in.
“Dat is Alain. We hebben ooit speeksel uitgewisseld,” zegt Emma.
“Wow, Emma. Is dat alles wat hij waard is? Dat jullie vorig jaar op een feestje hebben staan tongen?” vraagt Isa lachend.
“Nee,” antwoordt Emma onschuldig, “maar het is wel het belangrijkste aan ‘m, toch?” vraagt ze schouderophalend. We lachen nu  allemaal.
De bel verbreekt dit moment van geluk voor me. We staan op en lopen naar de klas. Dit keer zitten we allemaal in dezelfde les.

Wanneer de laatste bel van de dag klinkt lopen Isa en ik naar de fietsen waar Emma al staat te wachten.
“En vandaag overleefd?” vraagt ze me. Het viel eigenlijk wel mee moet ik zeggen. “Ja, het was wel ok.”
“Mooizo. Nou, ik moet maar eens met de jongens gaan flirten. Tot morgen, guys.” Voor ze wegfietst draait Emma terug naar me.  “Don’t be a stranger,” zegt ze met een knipoog.
“Met jongens flirten?” vraag ik onderzoekend. “Oh ja, Emma werkt in het bejaardentehuis om de hoek,” antwoordt Isa.

ISA
Zondag 21 februari, 16:00

“Waarom een zondag? We kunnen nu totaal niet laat opblijven. Mama draait m’n nek zo nog eens om. Denk je dat ze niet aan Willemijn aan de overkant heeft gevraagd om te checken of het huis niet afbrandt?” Emma wilde per se vandaag afspreken. Dus nu zitten we allemaal in de tuin. Mama is een weekje weg. Morgen zou het haar en papa’s huwelijksverjaardag zijn. Ze waren van plan om een reisje te maken naar Griekenland. Mama is toch nog gegaan. Oma had voorgesteld om mee te gaan, maar mama wilde liever alleen gaan.
“Zondag heeft gewoon een vibe die geen enkele ander dag heeft,” legt Emma uit. Hoewel het me niet veel helderder is geworden waarom we vandaag moesten afspreken.

ISA
Zondag 21 februari, 19:48

“Enno, jouw beurt,” zegt Aiden met een mond vol chips.
“Waarheid,” kiest Enno lachend. Hij wilt vast geen uidagingen van Emma meer doen want dan eindigt hij straks naakt in het zwembad. Emma kijkt me gluiperig aan wanneer ze een slok neemt van haar derde glas wijn.
“Wat vindt je moeder ervan dat je nu bij je dode vader’s vrouw en dochter woont?” Damn, Emma. Dat had ik zelfs van jou niet verwacht. Ik veronderstel dat Enno niet zal antwoorden, dat zou ik in ieder geval niet doen, maar ik vraag me wel af wat het antwoord is.
“Uhm,” antwoordt hij ongemakkelijk. Na een stilte die te lang duurt om comfortabel te noemen, antwoordt hij, “geen idee.”
“Ok, maar wat denk je dat ze ervan zou vinden?” Waarom moet Emma hierover zo doordrammen?
“Ik bedoel dat ik het nooit zou kunnen weten… want ze is dood,” zegt Enno ineens. “Ze is overleden toen ik zes was. Sindsdien woon ik in pleeggezinnen.” Die zag ik niet aankomen. De sfeer is er een beetje uitgetrokken met dat antwoord. De rest van de avond drinken we en praten we over onschuldige ditjes en datjes. Enno woont al maanden bij me thuis, maar vanavond heb ik pas het gevoel dat ik hem echt leer kennen. Dat ik hem wil leren kennen.

ENNO
Zondag 21 februari, 22:04 

Nadat Aiden en Emma naar huis zijn vertrokken zijn Isa en ik in haar vader’s, onze vader’s, kantoor gegaan en hebben we dozen vol foto’s bekeken. Het is toen dat Isa me een doos gaf. Ik verwachtte nog meer foto’s, maar die zaten er niet in. Brieven. De doos was vol met brieven. Brieven die naar mij geadresseerd zijn. Misschien wilde hij toch wel in m’n leven zijn. Joop had op de dag van de begrafenis wel iets over brieven gezegd, maar ik wist niet dat Martien ze al die jaren had bewaard. Ik pak de doos met brieven en loop naar m’n kamer. Misschien leer ik m’n vader toch nog kennen.
Ik sta op het punt om m’n slaapkamerdeur te sluiten wanneer Isa naar me omdraait. “Don’t be a stranger,” zegt ze met een glimlach. “I won’t,” antwoord ik haar.

Wil je dat anderen dit ook lezen? Deel!

Zeen is a next generation WordPress theme. It’s powerful, beautifully designed and comes with everything you need to engage your visitors and increase conversions.

More Stories
Witte vlaggen met watermerk op dak van KMSKA: Foto door Dirk Kinot
Dirk Schellekens over witte vlaggen op cultuurhuizen “Kunst helpt het denken van de mens te vertragen”