18 maart: dag één van de soft lockdown. De aanpassingen zijn heel duidelijk merkbaar. Wanneer ik ga wandelen met mijn broer, met de nodige afstand van anderen uiteraard, merk ik heel duidelijk dat de maatregelen wel degelijk worden nageleefd. Nergens zijn er groepjes van meer dan twee mensen te bespeuren, op enkele gezinnen die een boswandeling gaan maken na. Toegestaan uiteraard. Als we mensen passeren, wordt de afstand aanzienlijk groter. De blik die wordt uitgewisseld tussen passanten is er één van onderlinge overeenkomst: “de regering zegt anderhalve meter afstand, dan doen we dat ook”.
De sfeer is heel gemengd. De solidariteit is op sommige momenten heel goed merkbaar. Velen doen moeite om zich zo goed mogelijk aan te passen en de maatregelen te respecteren. Iedereen heeft enorm respect voor het verzorgend personeel en de steun naar hen toe wordt duidelijk getoond. Alleen in de winkels wordt de egoïstische kant van mensen duidelijk. Want ook al wordt er gezegd dat hamsteren absoluut niet nodig is, de winkelrekken zijn vaak schrijnend leeg. Op het nieuws passeren af en toe berichten van vechtpartijen in winkels, vaak om de domste dingen. Mensen zijn wel degelijk ongerust.
Al bij al zijn de meeste mensen overwegend hoopvol. Ik merk dat iedereen probeert te focussen op de positieve dingen, de dingen die we wel nog kunnen. We kunnen onze grootouders niet bezoeken? Geen probleem, dan gaan we zwaaien aan het raam! We mogen even niet afspreken met onze vrienden? Geen nood, dan houden we maar een gezamenlijke videochat. Het is een hoopvolle sfeer, één die we hopelijk nog even volhouden. Of toch tenminste tot deze rare periode eindelijk achter de rug is.