De muren beginnen stillaan op me af te komen. Buiten schijnt de eerste lentezon. Het is terrasjesweer maar de terrasjes zijn keurig opgeruimd en liggen er verlaten bij. We zijn nu twee weken bezig met onze lockdown, en dat begin ik te voelen. Moederlief krijgt het ook moeilijk. Ze wordt, nog meer dan anders, om de kleinste pietluttigheden geïrriteerd. Dan trek ik me maar tactisch terug naar het fort dat mijn kamer is. “Ik wil…”, denk ik de hele tijd. “Ik wil op café gaan. Ik wil uit eten. Ik wil naar school. Ik wil huidcontact.” Maar ik besef dat mijn wil geen wet kan worden. Ik moet gewoon geduld hebben.
De straten liggen er verlaten bij. Er hangen nog enkele zielige witte lakens uit de ramen, maar ik denk dat het meeste beddengoed al terug in de kast is opgeborgen. Ik denk dat de mensen bang hebben. Bang om besmet te worden. Of bang om een fikse boete op te lopen, want niemand weet nog wat wél en niet mag door de almaar veranderende maatregels.
Gelukkig zijn er nog dingen waar we naar kunnen uitkijken. De Belg kan blijkbaar nog steeds niet zonder zijn pakje friet met een vlezeke want de frituren lijken het wél goed te doen. Meters aan mensen staan buiten de zaken aan te schuiven, verlangend naar de goudgele staafjes. En de hamsters lijken terug in hun kooien want het hamsteren is geminderd, wat het winkelen weer een pak aangenamer maakt.
Ik lees ook terug meer en ik geniet zoveel mogelijk van de zon nu het nog kan. ik haal mijn geluk in deze tijd echt uit de kleine dingen halen. Ik moet blij zijn dat m’n gezin gezond is.