Comfortabel Miserabel

In een kleine studentenkamer die naar sigaretten en lasagneresten rook, ging om kwart na zeven de wekker. Oscar had zichzelf wijs gemaakt dat hij dankzij die extra vijftien minuten beter uitgeslapen zou zijn, maar diep vanbinnen wist hij wel dat ze de stress om op tijd in de les te zijn niet absoluut niet waard waren. De wekker irriteerde hem elke dag een tikkeltje meer. Het liefst zou hij de lakens over zijn hoofd trekken en er in foetushouding onder blijven schuilen tot de zomervakantie, maar dat ging niet. Hoe zou hij dan naar de wc gaan of zich wassen? En hij kon toch moeilijk iemand overhalen om systematisch maaltijden en glaasjes water naast zijn bed te komen zetten? ‘Back to reality’, dacht hij.
De realiteit hield in dat hij na twintig minuten sluimeren met veel tegenzin zou opstaan, zich ging douchen, een kom met cornflakes en melk vulde en dan terug in bed kroop om zijn ontbijt te verorberen. Als hij na zijn ontbijt de drang om terug in te dommelen had weerstaan restte hem twee opties. Of hij kon zich in de tien minuten die hem nog restten voor de les begon aankleden en maken dat hij op school was, of hij kon op nader inzien beslissen dat hij niet genoeg had geslapen en met een vreugdeloos lachje zijn ogen sluiten en alsnog voortslapen tot de middag. De tweede optie was de laatste tijd ontzettend populair.
Misschien kwam dat door het feit dat Oscar na drie jaar aan de universiteit met niemand een betekenisvolle vriendschap had opgebouwd, of omdat de informatie die hij er binnenkreeg het een oor in en het ander weer uit kwam. Kortom, hij ging niet graag naar school. Eigenlijk ging hij liever nooit naar buiten. Hij was bijna exclusief op straat te zien wanneer hij boodschappen ging doen of wanneer er zich een gelegenheid voorstelde om zich te volledig lam te zuipen. Het vooruitzicht om mensen te moeten begroeten en te doen alsof hij ze aardig vond stond hem niet aan. ‘Small talk’ zoals, de Engelstaligen het zo mooi uitdrukken was zonder twijfel de ergste marteling waar je hem aan kon onderwerpen. Alsof het hem iets kon schelen dat je kat is gestorven, kutwijf.
Dus bleef hij binnen, rookte hij een pak sigaretten per dag, keek hij naar bedenkelijke porno en liet hij zijn brein  wegvreten door een oneindige reeks van aanbevolen maar nutteloze filmpjes op Youtube. Hij wou helemaal geen nietsnut zijn, maar hoe kan iemand ambitieus zijn zonder hobby’s of interesses? ‘Doe iets dat je graag doet’, ‘maak van je passie je werk’ zijn de magische spreuken die we van kinds af aan krijgen voorgeschoteld. Hoe ouder hij werd, hoe meer die uitspraken op waanideeën van een plaatselijke dorpsgek begonnen te lijken.

 Oscar zou nooit een normale baan hebben. Die conclusie had hij al getrokken na jaren weekend – en vakantiewerk dat keer op keer eindigde in een wederzijdse regen van scheldwoorden tussen hem en zijn werkgever. Het is misschien de moeite om mee te delen dat hij zijn job in 90% van de gevallen goed deed. Het waren niet zijn prestaties op de werkvloer die het ongenoegen van die venijnige werkgevers met hun Ray-Bans, open relaties en cokeverslavingen opwekten. Het waren zijn attitude en gezicht.
 Zonder zich er zelf van bewust te zijn slaagde Oscar er altijd in om complete apathie uit te stralen. Hij vond het fascinerend hoe zijn leeftijdsgenoten enthousiast konden zijn in de meest banale situaties. Hoe ze konden lachen met draken van mopjes en de tevredenheid van de klant behandelden alsof het de remedie voor aids was. Het is niet dat hij het nooit had geprobeerd had. Hij had getracht dit merkwaardige gedrag te imiteren met de ijver van Patrick Bateman in American Psycho, maar tevergeefs. De walging die hij van zichzelf zou krijgen was groter dan zijn behoefte naar een inkomen. Het nadeel overtrof het voordeel. Dus zweeg hij en zeurde niet, mopperde niet en slijmde niet.
Als de emmer dan nog niet overliep bij zijn baas was Oscars gezicht gegarandeerd de druppel. Wanneer een voorbeeldburger geen of weinig emoties ondergaat, straalt zijn gezicht dat ook uit. Die uitstraling is neutraal, niet positief of negatief, maar neutraal. Oscars gezicht was anders. Zijn gezicht had een heldere boodschap die duidelijker werd naargelang de mate waarin hij geïnteresseerd was in een activiteit kelderde. Die boodschap zei: “Ik wil op dit moment liever op elke andere plek ter wereld zijn dan hier, en ben bereid om mijn rechternier te verkopen om het te realiseren”. Het was zijn bedoeling niet om zo’n asociale boodschap schaamteloos te verspreiden op elke plaats die niet voldeed aan zijn waarden en normen maar zijn specifieke gezichtsbouw liet dat niet toe. Het was zijn handicap. Het maakte van hem het zwarte schaap en wanneer iemand ergens de schuld voor moest krijgen, was hij het. “Godverdomme Oscar, wil je dat ik mijn nek breek? Neem een handdoek en zorg ervoor dat de vloer droog is idioot!”
Hij was al veel dingen genoemd geweest in zijn korte leven. Vijandige persoonlijke aanvallen zoals ‘nietsnut’, ‘crackhoofd’ en de klassieke ‘klootzak’ waren de populairste beledigingen die hij van tijd tot tijd in ontvangst nam. Er waren natuurlijk ook complimenten. Die kreeg hij wanneer zijn haar goed lag, als hij een goed mopje maakte of wanneer hij het langer dan 15 minuten volhield in bed (dat laatste gaf hij misschien aan zichzelf). Het kon hem echter heel weinig tot niets schelen wat iemand over hem zei. De enigen naar wiens mening hij oprecht luisterde en liet bezinken waren zijn ouders, zijn beste vrienden en iedereen die hij als interessant beschouwde. Als dat wilde zeggen dat hij het advies van een lijmsnuivende zwerver met 1 tand, syfilis en een rijk levensverhaal zou moeten opvolgen in plaats van een of andere dokter, het zij zo. Ja hoor, hij was volledig op de hoogte van de absurditeit van die filosofie.
 Een job kon hij dus mooi vergeten, maar er zijn ook leuke jobs, toch? Van die jobs waar je in sandalen mag komen opdagen en je baas mag uitschelden zolang het maar voor te lachen is? Eureka, de politiek! Die gasten worden heel de dag betaald om elkaar zwart te maken en Candy Crush te spelen in het parlement! Maar dan zou hij op tv en in de krant moeten komen en dat stond hem niet aan. Hij haatte aandacht en de gedachte alleen al deed hem huiveren. En dj’en? Daar verdienden mensen toch bakken geld mee? Ja, maar hij had een goede muzieksmaak en was geen hete griet. Dat was dus ook geen optie. Journalist? Nee daar had hij het talent niet voor, en zij zonder talent moeten heel knap zijn, wat hij niet was, of een gladde prater zijn, wat hij al helemaal niet was. Hij stond schaakmat.

Hij wist niet waarom, maar deze ochtend kreeg hij een ingeving die hem trof als een stalen balk die een onoplettende bouwvakker arbeidsongeschikt zou maken . Hij moest wegwezen uit dit verdorven oord, deze stad vol bedrog en teleurstellende escapades. Hij zou niet terug indommelen en de strijd tegen eeuwige besluiteloosheid en procrastinatie wederom verliezen , maar de eerste trein zover mogelijk hiervandaan nemen. Hij wist nog niet waarheen, maar dat deed er niet toe. Hier blijven zou aan zijn ziel vreten zoals een tumor gezond weefsel saboteert totdat er alleen nog een dysfunctioneel hoopje vlees overblijft. Zijn besluit stond vast. Hij zou hier wegwezen en nooit terugkijken.
Hij stopte een zak vol met kleren en een tandenborstel, checkte of hij zijn gsm en portemonnee bij had, opende de deur en stapte de hal in. Terwijl hij de trap afliep, ervaarde hij een vreemd, maar aangenaam gevoel dat hem aan lang geleden deed denken. Het was een mix van de euforie die door zijn lichaam had gestroomd toen zijn eerste vriendinnetje jaren geleden tegen hem had gezegd dat ze hem graag zag, en de anticipatie op een XTC-trip. Plots ebde alle twijfel over zijn drastische beslissing weg en wist hij dat dit de juiste keuze was. Hij kon het niet verklaren maar dat hoefde ook niet. “Als iedereen zich altijd zo zou voelen zoals ik me nu voel dan was het nooit oorlog”, dacht Oscar, “dan was Kurt Cobain nog in leven, en Michael Jackson nog zwart.”  In de minuut die hij doorbracht met zich van zijn kamer naar de voordeur van het gebouw te verplaatsen gebeurde er nog iets merkwaardig. Zijn ego dat altijd klein en bescheiden was, breidde zich plots uit tot buitengewone proporties, en zelfs al wist hij dat dit onmogelijk was, begon hij zich zorgen te maken dat hij zou exploderen als het niet zou stoppen met groeien.
 Toen kwam hij tot stilstand bij de glazen voordeur en keek hij naar buiten. Hij aarzelde. Hij begon te ontwaken uit zijn roes van euforie en anticipatie die hem net nog hadden omgetoverd tot een onverbeterlijke optimist en voelde zich opeens eerder als een halve god dan een hele god. Hoewel het onmogelijk was om te negeren dat zijn onderbewustzijn twijfels begon te krijgen over dit impulsief manisch avontuur, overtuigde hij zichzelf ervan dat er niets aan de hand was en stapte hij naar buiten, de wijde, snode wereld in.

Met een indrukwekkend snelle wandelpas baande Oscar zich een weg tussen de huizen. De lucht hing vol met grijze wolken en het regende van die flinterdunne druppels die onzichtbaar zijn maar tien keer zo irritant zijn als normale druppels, maar dat stoorde hem niet. Wie hem wel stoorden waren de mensen. Ze waren met zo veel en zagen er droevig uit. ‘Wat scheelt er met haar?’, dacht hij terwijl een jonge moeder passeerde met haar baby in een buggy met een weemoedige blik in haar ogen. Hij wou haar vragen waarom ze zo verdrietig was. Was het dan niet spannend om een kind ter wereld te brengen en op te voeden? Was het niet opwindend om een duik in het onbekende te nemen? Hij wandelde verder maar kreeg het beeld van de vrouw en de baby niet uit zijn hoofd, en hoe langer hij aan hen dacht, hoe ongemakkelijker hij zich voelde. Maar de ruimte voor overpeinzingen werd snel bezet door een geluid. Het geluid van gelach.
 Hij stopte met nadenken en was even opgelucht. Er was dus toch nog iemand met een beetje levenskracht, iemand die het licht op het einde van de tunnel misschien had bereikt. Hij keek nieuwsgierig in het rond om de bron van het geluid te spotten, maar vond die niet. Toen hoorde hij een andere lach, en dan nog een, en nog een, tot er vanuit alle kanten oorverdovend gelach kwam. Zijn opluchting veranderde in paniek toen hij de aard van het gelach analyseerde. Het was geen lach van vreugde of een bulderlach. Het was een valse, vijandige, diabolische lach die je uit een pestkop hoort komen wanneer hij in je brooddoos spuugt en die een buitenwipper uitkraamt wanneer hij je geen toegang verleent omdat je schoenen te versleten zijn.
 Het gelach omsingelde hem in de straat die nu leeg was, en hij voelde zich bedreigd als een gazelle die te ver van de kudde is afgedwaald en zich nu in het vizier bevindt van een bloeddorstige bende leeuwinnen die geduldig in het hoge gras wachten om op het juiste moment meedogenloos toe te slaan. Hij zou verslonden worden zodat er niets meer van hem te repatriëren zou zijn op een aantal uitgesmeerde en onsmakelijke ingewanden op het asfalt en te harde beenderen na. Hij zou het alleen overleven als hij zich terug bij de kudde kon aansluiten. Hij verhoogde zijn tempo. Hij jogde bijna, maar niet helemaal, dat trok te veel aandacht. Ze mochten absoluut niet weten dat hij wist wat hun snode plannen waren, want dat zou betekenen dat hij tragisch tot zijn einde zou komen.
 Godzijdank, daar stond een trein klaar om te vertrekken naar een stad hier ver, ver vandaan. Het perron was leeg en de trein zat vol. Hij kon dus elk moment zijn deuren sluiten. Het was nu of nooit. Er was nog een afstand van 50 meter tussen Oscar en de trein toen hij begon te sprinten. Toen hij in de helft was begon hij de warme, verdorven adem van de carnivoren in zij nek te voelen. Ze zaten hem op de hielen. Nog even en hij zou levend verslonden worden en niemand zou zich herinneren dat hij ooit had bestaan en niemand zou verhalen vertellen over de moed die hij vandaag had getoond. Nog 20 meter, 10, 5…
Oscar maakte een onnodig hoog sprongetje om te voorkomen dat hij tussen de fatale kloof tussen het perron en de trein zou belanden en maakte een nette landing. Hij had het gehaald. De jacht was geëindigd. Hij had getriomfeerd en was klaar om zich te storten op het onbekende. Het was muisstil in de treincabine op het zachte geluid van muziek uit goedkope koptelefoonspeakers na. Hij wou net op zoek gaan naar een plaats die nog niet bezet was toen hem iets opviel. Alle ogen waren op hem gericht. Niemand zei iets. Niemand deed iets. Iedereen staarde naar hem met dezelfde uitdrukking die niet te ontcijferen was. Oscar slaakte een diepe zucht, sloot zijn ogen en dacht: “Fuck het onbekende”. Toen draaide hij zich om en glipte net voor de deuren sloten de trein uit. “Volgende keer beter.”

Wil je dat anderen dit ook lezen? Deel!

Zeen is a next generation WordPress theme. It’s powerful, beautifully designed and comes with everything you need to engage your visitors and increase conversions.

More Stories
Didier Vande Cauter, buurthuis Stroboertje: “Mensen in diepe armoede komen nooit naar een sociaal restaurant”