Trek in trainers
Trek in trainers

TREK IN TRAINERS

Nijpend trainerstekort bij Vlaamse sportclubs

Het probleem
In een persbericht van de Vlaamse Sportfederatie, dat in december 2023 werd rondgestuurd, staat te lezen dat de helft van 18.500 Vlaamse sportclubs met een tekort aan trainers kampt. Het tekort is zelfs zo zorgwekkend dat één op de drie clubs geen nieuwe leden meer toelaat.

Wat is de Vlaamse Sportfederatie?
De Vlaamse Sportfederatie is de koepelorganisatie voor sportfederaties en hun sportclubs in Vlaanderen.


De oorzaak
Jaarlijks neemt het aantal sporters aangesloten bij een sportclub in Vlaanderen toe, alsook het aantal trainers. Vandaag tellen we er zo’n 74.000, waarvan elk jaar steeds een grotere hoeveelheid zich laat registeren bij de Vlaamse Trainersschool.

Hoewel dit bemoedigende cijfers lijken, zijn er toch niet voldoende trainers om de toename aan sportende Vlamingen op te vangen. De recentste gegevens van Sport Vlaanderen tonen namelijk dat ieder jaar – naast de groei – 21% van de trainers afhaakt.

Wat is de Vlaamse Trainersschool?
De VTS is het enige officiële erkenningsorgaan voor sportkaderopleidingen in Vlaanderen. Het organiseert en erkent sporttakgerichte opleidingen voor trainers.
Wat is Sport Vlaanderen?
Sport Vlaanderen is de sportadministratie van de Vlaamse overheid. Hun missie is zoveel mogelijk mensen aan het sporten krijgen.   Sport Vlaanderen staat in voor kaderopleidingen in de verschillende sporttakken (bv. de vorming van trainers via de eigen VTS) en de financiële ondersteuning, administratieve begeleiding en controle van het georganiseerde sportbeleid in Vlaanderen. Daarnaast ondersteunt Sport Vlaanderen topsporters en organiseert het sportkampen.


De aanleiding(en)
Trainers stoppen omwille van tijdsgebrek of andere prioriteiten of omdat het trainerschap te veel andere taken met zich meebrengt. Denk maar aan administratie, terreinverzorging of omkaderende activiteiten zoals een spaghettiavond of pannenkoekenbak.

Onderscheid tussen trainers
In Vlaanderen wordt een onderscheid gemaakt tussen gekwalificeerde en niet-gekwalificeerde trainers: Een trainer is gekwalificeerd als hij of zij een diploma van de Vlaamse Trainersschool heeft of over een Bachelor of Master Lichamelijke Opvoeding beschikt. Een niet-gekwalificeerde trainer beschikt over geen enkele van bovengenoemde kwalificaties.

Maar ook een te lage vergoeding speelt een rol. Eén vijfde van de trainers haakt vanwege de financiële reden af, blijkt uit een bevraging van de Vlaamse Sportfederatie.


Inzichten
Drie personen die dagelijks bezig zijn met trainerschap en het opleiden van trainers delen hun inzichten.

Trainers van jeugdteams zijn niet minder belangrijk dan de trainers van nationale ploegen

Michael Hendrickx
Sportief verantwoordelijke en trainer bij Hockeyclub Blackbirds

Vooral trainers zonder diploma stoppen sneller

Hans Ponnet
Directeur Vlaamse Trainersschool

Zorg ervoor dat je zo dicht mogelijk bij club en trainer staat

Christophe Vanhecke
Coördinator sportkaderopleiding Tennis en Padel Vlaanderen


Michael Hendrickx

Michael Hendrickx is sportief directeur en trainer bij Hockeyclub Blackbirds. Hij gaat in op het tekort aan trainers, de impact ervan en waarom deze mensen zo belangrijk zijn voor de sport.

Bekijk de video!

Hans Ponnet

Als directeur van de Vlaamse Trainersschool is Hans Ponnet verantwoordelijk voor de opleiding van onze sporttrainers. In onderstaand artikel neemt hij de cijfers en oorzaken onder de loep.

Jaarlijks verdwijnt één vijfde van Vlaamse sporttrainers: “Vooral trainers zonder diploma stoppen sneller”


Het nijpende trainerstekort bij Vlaamse sportclubs blijft een prangende kwestie, met acht op de tien clubs die momenteel een gebrek aan trainers ervaren, wat zelfs leidt tot het afwijzen van nieuwe leden door één op de drie clubs. Ondanks de jaarlijkse toename van zowel sporters als trainers, blijkt uit gegevens van de afgelopen elf jaar dat de groei in het aantal trainers achterblijft bij die van de sporters. “Het is essentieel om de nuances in de cijfers te begrijpen,” benadrukt Hans Ponnet, directeur van de Vlaamse Trainersschool.

Waarom ervaren acht op de tien sportclubs in Vlaanderen momenteel een tekort aan trainers, waardoor zelfs één op de drie clubs geen nieuwe leden meer kan accepteren, terwijl het aantal sporters en trainers jaarlijks blijft stijgen?

We verzamelen al elf jaar lang gegevens van alle sportclubs en sportfederaties, en wat blijkt? Het aantal sporters neemt jaar na jaar consequent toe, evenals de ledenaantallen. De groei in het aantal trainers is minder sterk, wat problemen kan veroorzaken wanneer het aantal sporters sneller toeneemt dan het aantal beschikbare trainers.

Er zijn nuances in deze cijfers die cruciaal zijn om te begrijpen. Bij nadere analyse blijkt dat sommige sporten aanzienlijk groeien, terwijl andere nauwelijks groeien, zelfs met een grotere toename in het aantal trainers dan sporters. Dit fenomeen moet altijd in overweging worden genomen.

Neem bijvoorbeeld voetbal, een sport die exponentieel groeit. Een ander voorbeeld is wandelen, een sport die ook exponentieel groeit en geen specifieke sportbegeleiding vereist, waardoor sportclubs zoveel leden kunnen verwelkomen als ze willen.

Bij klassieke en grotere sporten zoals tennis en padel (behoren tot dezelfde federatie – Tennis en Padel Vlaanderen) is de groei voornamelijk toe te schrijven aan padel en minder aan tennis. Dit vraagt om een andere benadering bij het analyseren van de gegevens, waarbij men zich bewust moet zijn van waar zich ledenstops voordoen, waar sprake is van significante toenames en waar eventuele problemen zich voordoen.

Het is belangrijk om te begrijpen waarom dit gebeurt. Het succes van bepaalde topsporters heeft soms een grote invloed op de populariteit van bepaalde sporten. Mensen kijken op naar hun idolen en willen daarom dezelfde sport beoefenen. Dit hebben we gezien bij sporten zoals hockey, tennis en gymnastiek (dankzij o.a. het Nina Derwael-effect).

Daarnaast is het gebruikelijk dat nieuwe leden, meestal jongeren, eerst als sporter beginnen en pas vele jaren later doorstromen naar een trainersrol. Dit vertraagde effect maakt het moeilijk om hier vanuit beleid direct op in te spelen. Het is niet zo dat eerst veel trainers komen en dan pas jongeren beginnen met sporten.

Jaarlijks haakt 21 procent van de trainers af. Dat komt door tijdsgebrek of gewijzigde prioriteiten, maar ook door een te lage vergoeding. Hebben sportclubs de vrijheid om zelf te beslissen over de vergoedingen van hun trainers, of zijn er bepaalde richtlijnen die hen hierin sturen?

De overheid legt geen enkele richtlijn op met betrekking tot verloning, dus elke club heeft volledige autonomie op dat gebied. De verschillen zijn enorm, afhankelijk van de sport in kwestie. In sporten zoals voetbal, basketbal op hoog niveau, tennis, golf en mogelijk andere, geldt min of meer het marktprincipe. Hier kunnen trainers, coaches of instructeurs aanzienlijke bedragen vragen voor privélessen, groepslessen, enzovoort.

Veel trainers beschouwen zichzelf als vrijwilliger

Hans Ponnet

Aan de andere kant zijn er sporten zoals gymnastiek, atletiek of petanque, waar lesgevers vaak slechts vijftig eurocent tot één euro, of soms zelfs helemaal niets krijgen. Hier is er echt sprake van vrijwillige betrokkenheid, wat duidelijk verschilt per sporttak.

Wanneer de hele sportsector wordt bevraagd, blijkt dat veel trainers zich nog steeds als vrijwilliger beschouwen. De meesten zien zichzelf niet als werknemer in loondienst. Voor velen is het een puur vrijwillige inzet.

Als ontoereikende vergoedingen voor trainers in de toekomst een grotere rol gaan spelen, heeft Sport Vlaanderen dan de mogelijkheid om hierop bij te sturen?

Nee, wij hebben geen zeggenschap over de budgetten van de sportsectoren. Sport Vlaanderen fungeert niet als een federatie, maar eerder als een sportadministratie. Onze rol is voornamelijk gericht op het bieden van ondersteuning en het nemen van flankerende maatregelen om het motiverende aspect van sport meer naar voren te brengen. Dit doen we door middel van tussenpersonen, om zo sportfederaties te helpen bij het implementeren van een effectiever begeleidingsbeleid voor hun sportclubs.

Echter, sportfederaties beschikken niet altijd over de financiële middelen om hun sportclubs te betalen, die op hun beurt weer trainers kunnen vergoeden. De enige invloed die hierop van toepassing is, zijn de lidmaatschapsgelden. Een deel van deze inkomsten kan worden gebruikt om dit te compenseren, maar veel clubs aarzelen om deze te verhogen, omdat men over het algemeen terughoudend is om te veel te betalen voor sportbeoefening.

Hoe moet men precies het fenomeen begrijpen waarbij een kwart van de trainers afhaakt vanwege de vele bijkomende taken die het trainerschap met zich meebrengt?

Er zijn veel trainers die graag hun rol als trainer vervullen, maar wanneer ze ook belast worden met administratieve taken zoals het beheren van tenues of het verzorgen van de terreinen, en betrokken worden bij allerlei ondersteunende activiteiten zoals pannenkoeken-, wafel- of spaghetti-avonden, neemt dit veel tijd in beslag. Op dat punt vinden sommigen dat de tijd die ze aan training geven besteden niet opweegt tegen al het andere werk. Hierdoor zien we in de cijfers van het kennisplatform van Sport Vlaanderen dat jaarlijks effectief 21 procent van de trainers afhaakt.

Wat kan Sport Vlaanderen hieraan doen?

Een belangrijk punt om te benadrukken is dat 21 procent het gemiddelde is, maar er een breed scala aan achterliggende oorzaken is. Gekwalificeerde trainers, zij die een opleiding hebben gevolgd bij de Vlaamse Trainersschool, waarvoor ikzelf verantwoordelijk ben, stoppen minder snel. Het percentage afhakers ligt aanzienlijk hoger bij trainers zonder deze kwalificatie. Daarom zetten we in op verschillende campagnes om zoveel mogelijk trainers op te leiden, omdat dit hun competentie ten goede komt.

Het percentage afhakers ligt hoger bij trainers zonder diploma

Hans Ponnet

Een belangrijk principe in motiverend coachen is het ‘ABC’. ‘A’ staat voor autonomie, waar de club meer invloed op heeft dan Sport Vlaanderen. Hoeveel autonomie heeft een trainer om zijn rol uit te voeren? ‘B’ staat voor binding. Hoe sterk voelt een trainer zich verbonden met de club? Hier kan Sport Vlaanderen wederom niet veel aan doen. ‘C’ staat voor competenties, waar wij wel veel aan kunnen doen. We proberen trainers goed op te leiden zodat de som van ‘A’, ‘B’ en ‘C’ toeneemt en de trainer zich beter voorbereid voelt om actief te blijven. Dit blijkt te werken: bij gekwalificeerde trainers haakt ongeveer 17 procent af, terwijl dat percentage bij niet-gekwalificeerde trainers 27 procent bedraagt. Dat is een aanzienlijk verschil.

Wat opviel bij het bekijken van de door jullie gepubliceerde gegevens is dat 32 procent van de recent opgeleide VTS-trainers niet aan de slag gaat in het jaar na het voltooien van de opleiding. Wat is hiervoor de reden?

Sommige mensen volgen de opleiding misschien puur uit interesse en hebben nog geen concrete plannen om zich bij een club aan te sluiten. Ze willen zich simpelweg bijscholen en ontwikkelen, zonder noodzakelijkerwijs de ambitie om lid te worden van een club. Ook hier zijn er nuances, afhankelijk van de specifieke sport. Bijvoorbeeld, in zwemmen of paardrijden zijn de aantallen minder hoog. Dit komt doordat niet elke zweminstructeur die we opleiden daadwerkelijk bij een club gaat werken, maar misschien wel bij een zwemschool die geen officiële clubstatus heeft, bijvoorbeeld als een privé-initiatief van een stad of gemeente.

In het geval van paardrijden is niet elke manege ook automatisch een club. Er zijn veel privé-instructeurs actief. Als ik het goed heb, vindt slechts 12 tot 22 procent van de paardrijdinstructeurs die we opleiden hun weg naar een club. Maar het merendeel van hen gaat wel daadwerkelijk aan de slag in het begeleiden van sporters. Is dit dan negatief? Ja, vanuit het perspectief van de georganiseerde sportsector, maar vanuit het oogpunt van het begeleiden van mensen in de sport is dit juist positief. Daarom moeten al deze cijfers met de nodige nuance worden geïnterpreteerd.

Waar onderscheidt Tennis en Padel Vlaanderen zich van andere sportfederaties als het gaat om het aanpakken van trainerstekorten, zoals Minister van Sport Ben Weyts vermeldde in het Vlaams Parlement?

Tennis en Padel Vlaanderen vormen één grote federatie, zoals er nog een aantal zijn. Ze beschikken over een krachtige marketingmachine die in staat is om campagnes op te zetten, bijvoorbeeld rond het ‘ABC’-principe. Sport Vlaanderen heeft geen directe relatie met de sportclubs; we werken via tussenpersonen. Maar wanneer een federatie zoals Tennis en Padel Vlaanderen het overneemt, staan zij veel dichter bij de sportclubs. Ze hebben onder hun vleugels zo’n 600 tennis- en padelclubs, wat veel dichterbij is dan onze relatie tot de 28.000 sportclubs.

Bovendien is hun benadering niet generiek voor alle sporten; het richt zich specifiek op tennis en padel, wat een andere aanpak vereist. Met hun marketingtools kunnen ze veel gerichter te werk gaan. Een tennisinstructeur komt bijvoorbeeld in contact met de tennis- en padelwebsites, terreinreserveringen, toernooien, klassementen en competities, allemaal via Tennis en Padel Vlaanderen. Zo bereiken ze deze personen veel gemakkelijker en hebben ze er meer impact op.

Op dit moment is Tennis en Padel Vlaanderen de federatie die hierin het meest heeft geïnvesteerd, met hun campagne genaamd Gamechangers. Deze campagne heeft een sterk marketingaspect dat goed ontvangen wordt.

Christophe Vanhecke

Christophe Vanhecke is coördinator trainersopleidingen bij Tennis Vlaanderen. Hij praat over de Gamechanger-campagne en het effect ervan, en geeft advies aan de andere sportbonden.

Beluister het fragment hieronder!

Wil je dat anderen dit ook lezen? Deel!

Zeen is a next generation WordPress theme. It’s powerful, beautifully designed and comes with everything you need to engage your visitors and increase conversions.

More Stories
Reawakening the European Union: democracy in action