In veel Vlaamse jeugdbewegingen is het haast normaal: een pintje na de vergadering, een lokaalfuifje of de onvermijdelijke cantus op kamp. Het lijkt allemaal onschuldig, maar achter dat beeld schuilt een harde werkelijkheid: minderjarigen drinken, vaak met medeweten van leiding én ouders. Wat bij de wet verboden is, wordt in de praktijk vaak stilzwijgend getolereerd. De grens tussen sfeer en gevaar vervaagt.
Cijfers van het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) tonen aan dat 29% van de 12-14-jarigen in Vlaanderen ooit al alcohol dronk. Op 17-18-jarige leeftijd loopt dat cijfer op tot 74%. In jeugdbewegingen ligt dat percentage waarschijnlijk nog hoger. Hoewel de wetgeving duidelijk is – geen alcohol onder de 16 en geen sterke drank onder de 18 – zijn jeugdbewegingen vaak voedingsbodems van de “één keertje kan geen kwaad”-logica.
Groepsdruk
Wat jongeren uiteindelijk over de streep trekt? Groepsdruk. “Jongeren zijn enorm vatbaar”, zegt Clemens Steyaert, preventiewerker bij VAGGA, de Vereniging voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg in Antwerpen. “Ze willen erbij horen.” Vooral in jeugdbewegingen, waar groepsgevoel en vriendschappen centraal staan, wordt die sociale druk nog eens versterkt.

“Er kwam een meisje naar me toe dat twijfelde om leiding te worden omdat er zoveel werd gedronken. Het antwoord dat ze kreeg van haar medeleiding? ‘Drink gewoon mee,’” vertelt Clemens. Zulke situaties laten zien dat groepsdruk een grote rol blijft spelen. Zo erg misschien dat het een gevoel van uitsluiten creëert.
De leiding van KSA Roodkapjes in Oostmalle herkent dat. “Bij de leden heb ik totaal niet het gevoel dat er een druk is om te drinken”, vertelt Fien De Vos (21). “Sommigen kiezen bewust om niets te drinken en dat wordt gerespecteerd. Maar onder de leiding is er wél groepsdruk. Als sommigen tijdens een voordrink al zat zijn, proberen ze de rest mee te trekken zodat iedereen op hetzelfde level zit. En ja, dan hoor je ook: ‘Komaan, drink wat mee. Echt niet? Ben je zeker?’”
Regels? Die zijn er, maar…
Sommige koepelorganisaties, zoals KLJ, bieden duidelijke tools aan. Ze hebben een voorbeeldreglement, hebben kaartensets die scenario’s nabootsen en begeleiden afdelingen in het opstellen van hun eigen alcoholbeleid. “De afdelingen moeten geschreven regels hebben”, vertelt Levi Van Deun (25), pedagogisch medewerker bij KLJ. “Anders worden ze niet nageleefd en ontstaat er discussie.”
Toch is er een verschil tussen papier en praktijk. Mein Gevers (22), leidster bij KLJ Tielen vertelt: “Bij ons mogen enkel de +16-jarigen iets drinken.” Maar dan volgt de onvermijdelijke ‘maar’. “Op de laatste avond van het kamp mogen de oudste -16’ers een pintje komen drinken met de leiding. We weten dat het eigenlijk niet mag, maar voor die ene keer knijpen we een oogje dicht.”
Ook bij KSA Roodkapjes Oostmalle zijn er regels. “De belangrijkste is: spauwen is naar huis gaan”, vertelt Fien al lachend. Officiële maatregelen zoals een BOB hanteert de KSA niet. “Op kamp maken we het nooit te heftig, dus dan is dat niet nodig. Er is altijd wel iemand nuchterder dan de rest.”
Wie trekt de grens?
Nog een uitdaging: de leeftijdskloof tussen leiding en leden. En die is vaak klein. Leiding is soms zelf net meerderjarig en moet grenzen stellen aan jongeren die maar een paar jaar jonger zijn. “Ik zou graag een voorbeeld zijn, maar ik denk niet dat ik dat ben”, fluistert Fien van KSA. “Ik sta ook gewoon met een kater op de activiteit.”
Die eerlijkheid toont hoe lastig die rol is. Leiding wil plezier maken, maar draagt tegelijk ook verantwoordelijkheid. Die spagaat ziet ook Clemens. Hij ziet hoe leiding balanceert tussen twee rollen die moeilijk combineerbaar zijn. “De leiding zit soms vast tussen hun eigen studentencultuur en hun rol als opvoeder.”
Toch beweegt er iets. Mein van KLJ ziet bij haar leden een andere houding dan vroeger. “Toen ik lid was, keek ik uit naar elk moment waarop we konden drinken. Nu zie ik meer bewustzijn. Jongeren die zelf zeggen: “ik ben nog geen 16, dus ik blijf van alcohol af.” Die verandering komt niet van de leiding, maar van de jongeren zelf, én hun ouders. “Die spelen een grotere rol dan wij. Wij volgen gewoon op en grijpen in als het fout loopt.”
Wie draait op als het misgaat?
De leiding is verantwoordelijk én aansprakelijk voor de momenten waarop de leden bij hen zijn. Als een minderjarig lid dronken wordt op de jeugdbeweging, dan kijkt de rechter naar de leiding. Die bekijkt twee zaken: de ‘organisatieplicht’ en de ‘toezichtsplicht’. Was er een duidelijk alcoholreglement? Werden de leden in het oog gehouden? Was er een goede organisatie?
Zodra de leiding zelf onder invloed is, wordt het moeilijk om die verplichtingen nog serieus te nemen. En dan wordt het onzeker: loopt er iets fout, dan worden de individuele leiders persoonlijk aansprakelijk gesteld. Dat betekent: mogelijke boetes of schadevergoeding die uit eigen zak moeten komen.
De nationale koepels, zoals KLJ of KSA, blijven in zo’n geval buiten schot. De verantwoordelijkheid ligt bij de personen die op dat moment aanwezig zijn.
Tussen sfeer en gevaar?
Het alcoholgebruik in jeugdbewegingen lijkt een onmiskenbare factor van de sfeer. Maar er gaan onuitgesproken vragen schuil. Jongeren onder de 18 bevinden zich in een omgeving waar regels vaag zijn, waar groepsdruk soms zwaarder weegt dan gezond verstand en waar ‘gewoon meedoen’ als de norm wordt gezien.
Leiding probeert grenzen te stellen, anderen erkennen dat ze zelf nog zoekende zijn naar evenwicht. Cijfers en getuigenissen vertellen een verhaal van minderjarigen die al op jonge leeftijd in aanraking komen met alcohol. Uit nieuwsgierigheid, maar soms ook omdat het van hen verwacht wordt. Of dit gedrag alarmerend is of gewoon bij de jeugd hoort, is moeilijk te begrijpen. De vraag blijft: wie bewaakt de grens?






